Jom HaSjoa nadert en dat is een goede gelegenheid om een simpele vraag te stellen: wie zijn de Holocaust-overlevenden van vandaag? Maar zo eenvoudig blijkt die vraag helemaal niet. De antwoorden roepen allerlei discussies op, en sommige lezers zullen om te beginnen al aanstoot nemen aan de uitdrukking ‘Holocaust-overlevende’ en dat etiket liever vermijden.
Maar als we het begrip ‘Holocaust-overlevende’ dan toch gebruiken, dan blijkt dat bij veel mensen een stereotiep beeld op te roepen van een oude man of vrouw die Auschwitz of het getto van Warschau overleefde of zichzelf redde door uit een trein te springen, en die zijn oude dag in armoede slijt. In werkelijkheid gaat er achter de uitdrukking veel meer schuil. Allereerst waren de meeste overlevenden die nu nog leven, in de oorlog kinderen. Het is belangrijk om ons dat te realiseren en aan hen te denken als de jonge kinderen en tieners die ze toen waren. Hun verhaal wordt daardoor veel tastbaarder. Een van de meest aangrijpende projecten met Holocaust-overlevenden is Ezra Dagans ‘Getuigenis Theater’. In dit theater komen overlevenden samen met jongeren. De overlevenden vertellen hun verhaal, dat daarna door de jongeren wordt opgevoerd in de vorm van een monoloog of solo-optreden. Het is een enorme ervaring om te luisteren naar een oorlogsverhaal dat uit de mond komt van een jongeman met een jong gezicht.
Flinke dosis geluk
Honderdduizenden Joden, ook de kinderen van toen, werden vanuit hun woonplaats verdreven, gedeporteerd naar een regio in Oekraïne genaamd Transnistrië, en aan hun lot overgelaten. Ze kregen te maken met honger, ziekte en geweld, en slechts een fractie van hen overleefde de abominabele omstandigheden. Soms overleefden hele gezinnen, vaak dankzij een flinke dosis geluk, en soms overleefde slechts een kind van een uitgebreide familie. De alleenstaande kinderen werden na de oorlog in weeshuizen opgevangen en emigreerden als groep naar Israël. Voor sommigen fungeerde de groep als gezin en verving de groep voor de rest van hun leven het ouderlijk huis dat ze hadden verloren.
Sommige kinderen verborgen zich bij onderduikgezinnen. Soms werden ze verraden en wist de ondergrondse ze op tijd te redden en over te brengen naar een ander onderkomen. Het leven van de kinderen werd misschien gered, maar hun ziel ook? Wat gebeurt met een klein kind dat van huis naar huis moet vluchten, dat steeds wisselende pleegouders heeft met verschillende opvoedingsmethoden, en dat zich altijd moet verstoppen?
Soms waren het de onderduikfamilies zelf die vroegen om kinderen te verplaatsen, omdat ze de druk en spanning van de aanwezigheid van een Joods kind in huis niet konden verdragen. Een 89-jarige man vertelde me dat een sterke antipathie bestond tussen hem en de vrouw die hem verstopte, dat de gastvrouw het liefst het huis schoonmaakte en hem verbood zijn kamer te verlaten. Op een dag dreigde hij haar: ‘Ik ga naar de politie en geef mezelf aan als Jood, dan pakken ze jou ook!’ Nog dezelfde dag arriveerde een priester en bracht hem naar een klooster, waar hij achter hoge muren werd opgesloten en geen kans had om naar buiten te gaan en de waarheid te onthullen. Tijdens de psychotherapeutische behandeling, tientallen jaren later, waarin deze meneer keer op keer dezelfde scene beschreef, zag hij op een dag plotseling in dat de onderduikmoeder hem misschien helemaal niet haatte en dat ze hem niet opsloot omdat ze het huis wilde schoonmaken, maar dat ze doodsangsten uitstond dat hij zou worden ontdekt en dat vragen zouden worden gesteld. Dankzij de behandeling liet hij zijn hekel aan haar varen. En nog belangrijker, hij gaf haar hekel aan hem op.
Andere kinderen werden in kloosters opgevoed onder het toeziend oog van strenge, kille nonnen die de kinderen haatten vanwege hun jodendom en hoopten elk spoor van hun afkomst te verwijderen. Andere kinderen stuitten in het klooster op goedaardige priesters die in de beslotenheid van het biechthokje tegen hen fluisterden: ‘Vergeet alles wat je vandaag over Jezus hebt geleerd. Jij en ik weten dat je Jood bent en altijd zult blijven.’
Leven als opgejaagde vossen
Sommige kinderen overleefden als gewiekste, opgejaagde vossen, zwierven van boerderij naar boerderij en verhuurden zichzelf als herders. Zulke kinderen durfden niet te lang op één plek te blijven, want als ze vriendschappelijk zouden worden, zouden de werkgevers kunnen ontdekken dat ze besneden waren, ze zouden hen misschien Jiddisj horen spreken in hun slaap, of het zou tot hen doordringen dat deze kinderen nooit naar de kerk kwamen. Hoe ziet het gevoelsleven van zulke kinderen eruit, die hebben geleerd elke vorm van vriendschap en genegenheid uit de weg te gaan en zich niet te hechten? Wat gebeurt met hen als ze opgroeien, een partner krijgen en kinderen?
In een aantal gezinnen moesten de ouders vertrouwen op de heldhaftigheid van hun kinderen. Terwijl de ouders zich binnen verschansten en op de jongste kinderen pasten, liepen de oudere (maar nog steeds klein) kinderen op straat, ontweken politie en soldaten, slopen een bakkerij binnen, stalen brood en ander eten. Met hun kostbare buit voedden ze hun ouders en jongere broertjes en zusjes.
Andere kinderen vluchtten naar het oosten, naar Siberië of Kazachstan, alleen, met beide ouders of met een moeder die met haar kinderen rondzwierf nadat haar echtgenoot was gedeporteerd. Dergelijke moeders kampten met voortdurende honger en schaarste, ze werkten en scharrelden van 's morgens tot' s avonds laat. De kinderen zagen hun moeder amper en werden gedwongen voor zichzelf te zorgen.
En hoe zit het met Joden uit Libie en Tunesie, die onder een fascistisch regime leefden nadat de Italianen en Duitsers in Noord-Afrika de macht overnamen? Zelfs nu nog ontmoet ik mensen die sceptisch reageren op het lijden van de Joden in Libië en Tunesië tijdens de oorlog.
Zo zijn er eindeloos veel oorlogsverhalen en varianten. Zelfs als de scenario's vergelijkbaar zijn, bestaan er grote verschillen tussen de individuele naoorlogse ervaringen. Sommigen konden niet verder groeien door het sterke verlangen naar de ouders en het onverdraaglijke gemis, sommigen werden nooit verlost van de ervaring van honger en kou, sommigen werden opgevangen en geinspireerd door jeugdleiders, sommigen trokken een emotionele muur op om maar niet te voelen, andere ontdekten wat ze konden doen om ondanks de oorlogsgeschiedenis een nieuw leven op te bouwen, te trouwen, kinderen te krijgen en het land op te bouwen. Anderen bleven ondergedompeld in trauma's die hen voor altijd vergezellen en waarmee ze een leven lang leven, in constante angst voor de werkgever of andere autoriteit omdat het geringste teken van ontevredenheid de dood betekende, of met grote angst voor iedere onschuldige ziekte omdat ziek zijn een doodsvonnis betekende.
Ieder mens is een verhaal. Als psychotherapeut die de verhalen van overlevenden hoort, ben ik keer op keer verbaasd over de eindeloze variaties. Het doet me denken aan een caleidoscoop, waarin ieder plaatje anders is, en ieder plaatje een apart, scherp en kleurrijk beeld vormt.