In het kader van mijn werkzaamheden voor het Hulpcentrum Kfar Kanna bezocht ik een gezin waarvan een zoon werd vermoord. Deze N. overleed jong, op zijn 31ste, en het verdriet van de rouwende moeder, die allerlei dromen voor en verwachtingen voor hem had, was groot. Ik luisterde, ondersteunde, ik begeleidde de andere zonen en dochters van het gezin, probeerde zaadjes van hoop te planten en een beetje licht te verspreiden.
Enige tijd later werd ook de neef van N. vermoord, ook in de bloei van zijn leven, met hoop en ambities voor de toekomst. Omdat de twee jongens goede vrienden waren en vaak bij elkaar over de vloer kwamen, kreeg de moeder van N. opnieuw een verlies te verwerken. Toen ik na de tweede moord bij haar binnenkwam, stond ze op de trap en keek me aan met een koude en gepijnigde blik die leek te zeggen: waar is nou jouw hoop gebleven?
Je zou misschien denken dat dubbel verlies in een en dezelfde familie uitzonderlijk is, maar het spijt me te zeggen dat ik zulke gevallen steeds vaker tegenkom. In eerste instantie word ik in die omstandigheden vaak overvallen door een gevoel van hulpeloosheid en lijkt mijn vermogen om mijn werk te doen beperkt. Waar haal ik de juiste woorden vandaan, als ieder vorm van persoonlijke veiligheid is aangetast? Hoe kan je je opdracht als maatschappelijk werkster vervullen als de hulpeloosheid en de wanhoop mij voor de voeten worden gegooid?
Waarom zij?
Ook bij verkeersongelukken komt dubbel verlies voor. Toen ik bij een gezin kwam dat voor de tweede keer door een ongeluk een zoon verloor, keken de bejaarde ouders elkaar diep bedroefd aan. ,,We zijn veteranen op het gebied van rouw’’, zeiden ze. ,,We raakten met de dood bevriend nadat hij onze eerste zoon had weggenomen. We dachten eigenlijk dat we onze portie hadden bijgedragen. Maar nu zijn we ook onze tweede zoon verloren bij een auto-ongeluk.’’
Ook ik als maatschappelijk werker voelde de dubbele pijn. Ik hoorde steeds opnieuw de woorden van de ouders en vroeg mezelf af: waarom? Waarom juist zij, die na zware jaren leerden met het verlies om te gaan en die juist begonnen een nieuwe richting in te slaan, waarom moeten zij het nog een keer meemaken? Waarom moeten ze het pijnlijke nieuws opnieuw horen dat een zoon is omgekomen bij een auto-ongeluk?
Projectie en identificatie
Als ik deze vraag aan mijn supervisor voorleg, glimlacht ze en zegt: ,,Een antwoord heb ik niet, maar je vraag is legitiem.’’
Ik realiseer me dat het belangrijk is om je bewust te zijn van het mechanisme van projectie en identificatie, dat te doorbreken en aan het werk te gaan. Want als je vast blijft zitten in de hulpeloosheid van de familie, kan je echt niets meer doen. De supervisor heeft me daar enorm bij geholpen. Ze bevestigt het grote belang van ons werk, heilig werk, dat inhoudt dat je bij rouwende families binnenkomt en contact maakt met mateloos verdriet. Je helpt de families om de immense pijn te voelen, je luistert en probeert samen met hen, in de schaduw van het verdriet, te zoeken naar de zin van het leven. Ik koester voor hen de hoop,waar ze zelf niet meer in durven te geloven.
Dit zijn de zeer moeilijkste gevallen, waarbij het werk je persoonlijke leven dreigt binnen te dringen. Deze verliezen, die ieder van ons kunnen overkomen, houden me uiteraard erg bezig. Maar tegelijkertijd heb ik een sterk gevoel van voldoening dat ik er voor deze families kan zijn. Mijn eigen emoties probeer ik te verwerken met hulp van mijn geloof, door ademhalingsoefeningente doen, naar muziek te luisteren en te praten met mijn dierbaren. Maar meer dan dat alles vormt de persoonlijke en de groepssupervisie van Elah de plek om te leren los te laten, te ontvangen en te verwerven.