De afgelopen achtenhalf jaar had ik het voorrecht om mee te werken aan een bijzonder programma van het ministerie van welzijn. Gedurende die jaren werd namelijk op instigatie van het ministerie door Elah ook in Jeruzalem een Hulpcentrum voor nabestaanden opgericht, dat aanvankelijk steun verleende aan nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten, en vervolgens de dienstverlening uitbreidde naar nabestaanden van zelfdoding en verkeersongevallen.
Ik maakte kennis met het uitgangspunt dat de overheid actief wil handelen en zelf het initiatief neemt om mensen te helpen die traumatisch verlies meemaken. Dat betekent dat wij als hulpverleners zelf contact opnemen met nabestaanden en op huisbezoek komen, of dat we nabestaanden uitnodigen voor een bijeenkomst op het Elah Centrum. Het betekent ook dat we zwaargesubsidieerde therapie of andere behandelingen aanbieden, steungroepen starten en andere hulpverlenende activiteiten ondernemen.
In mijn rugzak had ik werkelijke antwoorden op moeilijke vragen
De families ontmoette ik altijd op het moment dat hun leven door traumatisch verlies werd stopgezet, terwijl buiten de deur alles gewoon verder gaat. Hoe is dat mogelijk, vragen ze zich dan af, dat de bus gewoon op tijd rijdt en dat de buurman naar zijn werk gaat, terwijl bij ons de wereld op zijn kop staat.
Ik voelde me goed uitgerust voor mijn taak. Ik werd niet met lege handen het veld in gestuurd. Ik bood deze gezinnen mijn kennis en ervaring aan, maar niet alleen dat. In mijn rugzak droeg ik ook werkelijke en waardevolle antwoorden mee op hun moeilijke vragen.
Gedurende deze jaren heb ik geleerd dat geduld noodzakelijk is. Geduld met het proces van hulpverlening, en geduld met ieder mens dat hulp vraagt. Talloze keren moest ik mezelf imprenten dat iedereen zijn eigen tempo, zijn eigen tijd en zijn eigen manier van rouwen heeft.
In de loop van de jaren heb ik me kunnen ontwikkelen. Voor het allereerste huisbezoek vroeg ik de verantwoordelijke van het ministerie en aan de coördinator rechtsbijstand of ze alsjeblieft met me mee wilden gaan. Ik was bang om aan te kloppen en niet te weten wie ik zou ontmoeten, en niet te weten wat ik moest zeggen. Sindsdien ben ik bij veel gezinnen over de vloer geweest. Nog steeds weet ik niet altijd wat ik moet zeggen. Woorden kunnen leeg en zinloos aanvoelen. Maar wat er echt toe doet, is de bereidheid om de pijn mee te voelen en het diepe verdriet, de ontzetting en de woede van de nabestaanden, en niet in paniek te raken, terug te deinzen en je te haasten om te troosten. Want er is geen troost.
De ontmoeting met plotseling verlies is onthutsend en schokkend. Een klap onder de gordel waarop je niet bent voorbereid. In mijn leven ben ik met allerlei vormen van verlies geconfronteerd, maar plotseling verlies heeft zijn eigen consequenties: het tast het leven aan en ook de zin om te leven. Ik zag hoe kwetsbaar de gezinnen waren nadat ze heel onverwacht een dierbare verloren, maar ook hoe sterk ze zich opstelden door mijn hulp te aanvaarden en de hand die naar hen werd uitgestrekt. De band tussen ons werd niet altijd snel gelegd en was ook niet voor iedereen even belangrijk, maar bijna altijd was er wel een moment van speciaal en innig contact, uitgesproken of onuitgesproken, in zwijgen of in huilen.
Ik zag ook dat er hoop is. Mensen die in zichzelf krachten ontdekten die ze niet verwachtten en mensen die nieuwe betekenis aan hun leven leerden geven, bijvoorbeeld door de herinnering aan hun dierbare te vereeuwigen, door anderen te helpen of door een nieuwe richting in te slaan. Ik denk dat het een belangrijk deel van mijn werk was om deze hoop te bevestigen en vast te houden, uit ervaring wetende dat de pijn niet altijd zo heftig zou blijven, maar dat die zou veranderen, eerder of later, in meer of mindere mate.
Het is moeilijk om me na al deze jaren los te maken van wat een deel van mezelf is geworden, maar juist dat feit is een teken dat het tijd wordt om verder te gaan en de taak over te dragen.
Ik wil iedereen die ik onderweg ben tegengekomen heel hartelijk danken, de reisgenoten en de collega's, en vooral de mensen die vertrouwen in me hadden en mij in hun wereld hebben toegelaten.
Het was een voorrecht om te werken in een enorm toegewijd team, dat constant is gericht op leren en ontwikkelen. In de vele afscheidsgesprekken die ik de afgelopen weken heb gehad, voelde ik naast verdriet daarom ook heel veel voldoening en trots.