Met elkaar kunnen praten over gevoelens is erg belangrijk voor een gezin. Het helpt bij de omgang met crisis en trauma, maakt uitwisseling en ontlading mogelijk, en voorkomt de desintegratie van het gezin. Het probleem is dat veel mensen, vooral mannen in de Arabische samenleving en Arabische ouders tegenover hun kinderen, het uiten van emoties beschouwen als zwak en niet-legitiem gedrag.
Maar er is een oplossing. In mijn werk als begeleider van gezinnen die plotseling verlies meemaken, heb ik gemerkt dat groepstherapie vaak een open dialoog toestaat, dat gezinsleden die met elkaar samen therapie krijgen, ondanks de onderlinge verschillen in staat zijn om in elkaars aanwezigheid emoties te uiten, elkaar te ondersteunen, samen diep adem te halen, te huilen en elkaar te knuffelen.
Hoe ben ik tot dat inzicht gekomen?
Toen ik nog maar kort werkte als directrice van het Hulpcentrumin Kfar Kana, wilde ik een familie bezoeken van wie een zoon was vermoord. Ik maakte een afspraak met een broer van de overledene en vroeg hem ook de andere familieleden over mijn komst te informeren, zodat ik alle gezinsleden zou kunnen leren kennen, en zij mij en het hulpprogramma.
Aangekomen bij het ouderlijk huis, stapte ik de tuin binnen en zag plotseling een vrouw van een jaar of zestig staan, die met haar ene hand naar me zwaaide en gebaarde om binnen te komen, terwijl ze met de andere hand een foto vasthield.
Ik kom dichter bij haar en ook al kennen we elkaar nog niet, zegt ze tegen mij: ‘Je weet dat hij tegen mij praat. Dit hier op de foto is mijn overleden zoon. Hij praat tegen mij. Ik hoor hem de hele tijd. Hoor jij hem ook?'
Ik antwoord dat het zou kunnen, maar dat ik niet weet wat hij zegt.
De moeder begint te vertellen dat ik mijn auto precies heb geparkeerd op die plek waar de zoon, terwijl hij uit de auto stapte, is vermoord. Ze huilt en herhaalt dat de zoon elke dag met haar praat en dat ze hem de hele tijd hoort. Ze denkt dat ze dat niet aan familie kan vertellen, omdat ze haar niet zullen begrijpen.
‘Misschien wil je met mij delen wat hij vertelt’, vraag ik.
Intussen komt de zoon binnen met wie ik de ontmoeting heb geregeld. Hij nodigt me uit om te gaan zitten en vraagt aan zijn moeder of we met elkaar hebben kennisgemaakt. ‘Nee’, antwoordt de moeder, en ze vraagt wie ik ben.
Dat brengt me in de war. Een paar minuten geleden stond je huilend naast me en vroeg me binnen te komen, en nu zeg je dat je me niet kent. Wat is hier aan de hand?
Waarom is er geen emotionele communicatie in het gezin?
Als iedereen van de familie aanwezig is, stel ik mezelf voor, vertel over het Hulpcentrum, beantwoord hun vragen, en neem daarna afscheid. De hele weg naar huis denk ik aan de moeder. Waarom durfde ik haar zoons niet te vertellen over mijn korte gesprek met haar? Waarom ontkende de moeder ons contact? Waarom deelde ze niet wat ze voelde? Waarom is er geen emotionele communicatie in het gezin?
Is het voor de moeder makkelijker om met een vreemde haar ervaringen te delen? En waarom kan ze dat dan niet met de familie? Is ze bang om de mannen verkeerd te stimuleren, de stemming op te warmen, uit angst dat de familie aan wraak gaat denken? Is ze bang dat ze haar niet zullen begrijpen, of dat ze zullen denken dat gek is? Misschien mogen ze binnenshuis niet over het verlies praten? Misschien is dat taboe, misschien denken ze dat ze zich groot moeten houden en dat ze moeten uitstralen dat alles in orde is, misschien kunnen ze alleen buitenshuis tegen een vreemde schreeuwen, huilen en boos worden?
Maar ze zijn een familie, en een familie wordt toch verondersteld elkaar te ondersteunen, te luisteren en te helpen?
Ik realiseerde me toen dat ik een manier moest bedenken om deze gezinnen te helpen. Dat ik een programma moest opstellen waarmee ze ook na onze hulpverlening in staat zouden zijn om met elkaar te communiceren, en hun gevoelens en gedachten te delen.
De gezinsgroepstherapie die daaruit is voortgekomen, is een therapie voor het hele gezin onder leiding van twee begeleiders, een man en een vrouw, de een psycholoog en de ander maatschappelijk werker. Deze twee begeleiden het gezin tot maximaal twee jaar na het verlies en concentreren zich, behalve op de verwerking van het plotselinge verlies, ook op de communicatie tussen de gezinsleden. Ze proberen een dynamiek te creeren die het mogelijk maakt om te luisteren, ieder gezinslid aan het woord te laten en begrip te creeren voor iedereen als individu, en als deel van het gezin.