Het moet zo’n zestig jaar geleden zijn, dat wil zeggen in de zestiger jaren van de vorige eeuw, dat ik in de schoolpauze van het Joods Lyceum Maimonides geboeid stond te kijken hoe in de Amsterdamse Weesperstraat op grote schaal woonhuizen, kantoorgebouwen en opslagplaatsen werden gesloopt. Van monumentenzorg had ik in die tijd nog niet gehoord, en ik had geen idee tot wie ik me kon wenden om te waarschuwen dat bij die sloopactiviteiten gedenkwaardige herinneringen zouden verdwijnen aan de oude Jodenbuurt en aan het bloeiende Joodse leven van weleer.
De slopers waren die dag druk in de weer met het neerhalen van stukken muur waar ter hoogte van de eerste verdieping een baksteen was ingemetseld met Hebreeuwse lettertekens. Er stond ook een jaartal vermeld en een Joodse familienaam. Waarschijnlijk stond de Hebreeuwse kalenderdatum op het gebouw dat in de 19de eeuw was onthuld. Verdrietig zocht ik een paar dagen later tevergeefs naar de ‘Joodse’ baksteen. Ik had gehoopt dat het aandenken aan die vroegere bewoners
gespaard zou blijven, maar op mijn 15de wist ik niet hoe ik dat moest aanpakken.
De Weesperstraat was voor de afbraak-activiteiten smal als de Utrechtsestraat. Veel panden waren sinds de oorlog onbewoonbaar verklaard, nadat de Joodse bewoners waren gedeporteerd, de inboedel was geroofd en het hout uit muren en vloeren gesloopt om als brandhout te gebruiken tijdens de hongerwinter van1944-‘45. Na de oorlog werd mijn Joodse middelbare school Maimonides heropend in de Voormalige Stadstimmertuin, niet ver van de Weesperstraat en Theater Carre. Mijn klasgenoten waren vrijwel allemaal kinderen van overlevenden van concentratiekampen en de onderduik, maar die gemeenschappelijke achtergrond realiseerden we ons toen niet. Daar hielden we ons niet mee bezig. De meeste leraren hadden de oorlog zelf meegemaakt, maar desondanks was de Tweede Wereldoorlog een onderwerp dat geenszins aan de orde kwam. Het was onbespreekbaar, te pijnlijk en te dichtbij. De geschiedenisleraar sprak liever over de oude Grieken en Romeinen of over Napoleon, en niet over de twintigste eeuw noch over de recente Joodse genocide die in Europa naar schatting aan 6.000.000 Joden het leven heeft gekost.
In de meeste naoorlogse Joodse families waren meer doden dan overlevenden te tellen
We waren van een generatie die vlak na de oorlog was geboren en we realiseerden ons slechts in beperkte mate wat die oorlog in onze eigen families had aangericht. De vreselijke gebeurtenissen moesten nog worden verwerkt, het begrip Holocaust was nauwelijks bekend, en over de doden in onze eigen families werd veelal gezwegen. Ik realiseerde me toen niet dat in de meeste Joodse families meer doden dan overlevenden waren te tellen.
De meer dan 100.000 doden in Joods Nederland staan allemaal op de Namenwand die op 19 september 2021 door koning Willem Alexander is onthuld in de Weesperstraat. Een nieuw gedenkteken ter herinnering aan al diegenen, Joden en zigeuners, die in de jaren 1941-1944 louter om hun afkomst tijdens de Nazi-bezetting van Nederland werden gedwongen om voorgoed hun spullen te pakken. Met bijna honderd treinen werden de slachtoffers afgevoerd richting Polen, niet wetende dat ze in de Duitse SS-concentratiekampen Auschwitz en Sobibor vrijwel onmiddellijk na aankomst zouden worden vermoord en gecremeerd.
Ik weet niet of ik het kan opbrengen om op die gedenkwaardige wand in de Weesperstraat aan mijn kleinkinderen de namen aan te wijzen van mijn eigen opa’s en oma’s, tantes en ooms, neefjes en nichtjes, die ik geen van allen heb gekend.