,,In Nederland maken we intensieve tijden mee’’, vertelt Margo Weerts, directeur van Joods Maatschappelijk Werk (JMW), Elahs zusterorganisatie in Nederland. ,,Om te beginnen leven we nog steeds met de gevolgen van 7 oktober. De demonstraties en protesten die in Nederland aan de orde van de dag zijn, hebben een duidelijke verandering teweeggebracht in de Joodse gemeenschap. Ze veroorzaken een heel onveilig gevoel. Daarbovenop kwam de aanval van 8 november, die een enorme impact had en de onveiligheid nog eens versterkte.
,,Meteen na de aanval zijn we als hulpverleningsorganisatie in crisis-stand gegaan. Israelische supporters belden dezelfde nacht al naar Nederlandse kennissen en vrienden en vroegen om hulp. Ze waren bang en zochten bescherming. Op initiatief van Maccabi Nederland is toen een poule van Joodse ‘taxi-chauffeurs’ opgezet die de supporters naar Schiphol reden of naar een veilige opvang. Hebreeuwssprekende collega’s van onze organisatie zijn meteen naar de opvang gegaan om hulp te bieden. Als je heel bang bent, moet je in je eigen taal kunnen spreken.
,,Die vrijdagochtend leek trouwens de hele Joodse gemeenschap op de been om Israeli’s te helpen. Er heerste een sterk gevoel van saamhorigheid en de gemeenschap toonde een enorme veerkracht.’’
Wat voor soort hulp heeft JMW geboden? ,,Heel veel praktische hulp, tickets regelen, eten en drinken, maar daarnaast psychosociale ondersteuning’’, antwoordt Esti Cohen, teamleider maatschappelijk werk. ,,Vooral adolescenten hadden het moeilijk, jongens van een jaar of 15 die niet meer wisten wat ze met hun emoties aan moesten. Ze voelden zich huilerig maar wilden zich groothouden voor de vaders met wie ze naar de wedstrijd waren gekomen. ‘Papa heeft veel geld betaald voor deze reis, dus laten we doen alsof het meevalt’. Andersom gebeurde hetzelfde, vaders die zich voor hun kinderen groothielden. Maar als ze individueel tegenover de hulpverlener zaten, barstten ze vaak in huilen uit. Dat waren hele intense ontmoetingen.''
Margo: ,,Hoe de aanval moest worden benoemd, daar hebben we ons niet mee beziggehouden. Of het woord ‘pogrom’ wel of niet op zijn plaats is, daar gaan wij niet over. Wij richten ons op de mensen en proberen het politieke debat te vermijden. Maar het is duidelijk dat de oorlog in Israel in Nederland wordt weerspiegeld en dat de polarisatie bloeit. Niet alleen op straat, ook op de werkvloer en zelfs binnen families ervaren onze clienten dat 'met elkaar in gesprek gaan' er niet meer in zit. Een jonge vrouw met een niet-Joodse partner die geen contact meer heeft met haar schoonfamilie, vriendschappen die zijn verbroken, mensen die op de sportschool worden aangesproken…alles is zwart-wit.’’
Na de eerste intensieve dagen heeft JMW de hulpverlening voortgezet. Vanuit de verschillende afdelingen zijn 8 bijeenkomsten belegd, soms in samenwerking met andere Joodse organisaties. Margo: ,,Er bestond een enorme behoefte om bij elkaar te komen en onder elkaar te zijn. Op de bijeenkomsten hoorde je dat veel Joden zich heel onveilig voelen. Ze zijn bang om een taxi te nemen. Ze zijn bang om voor hun Joodse identiteit uit te komen. Is er nog wel leven voor Joden in Nederland, vraagt men zich af. Dat verschijnsel was natuurlijk al gaande, maar het heeft na de aanval veel grotere proporties aangenomen. En blijkbaar zijn veel mensen bezig met een plan B.’’
Esti: ,,Nieuw is ook de verschuiving naar de derde generatie. Voor de kleinkinderen van overlevenden is het de eerste keer dat ze zelf geconfronteerd worden met geweld. Opeens kunnen ze het trauma van vroeger verbinden met het acute trauma van nu. Hun opa herhaalde misschien tot vervelens toe dat de wereld onveilig is, en nu zien ze opeens de werkelijkheid van opa in hun eigen omgeving terug.
,,Wat onze ondersteuning op de lange termijn betreft, na de acute interventie gaan we wat meer de diepte in. Hoe ga je om met angst, en hoe ga je om met een antisemitische wereld. Een van de terugkerende vragen is hoe je kinderen hierbij betrekt. Kinderen voelen haarfijn aan dat er iets gebeurt, maar wat vertel je hen wel, en wat niet? We zijn zoekende.’’