Michѐle, hoe ben je bij Elah terechtgekomen?
Voor ons 25-jarige huwelijk hebben Simon en ik een reis naar Israel gemaakt, een herhaling van onze huwelijksreis, toen Israel ook onze bestemming was. Terwijl we rondtoerden, kwam de gedachte op dat we hier misschien wel voor langere tijd zouden willen zijn. Dat kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Simon en ik hebben in het buitenland gewoond, we waren erg internationaal gericht, ik had vanaf mijn vroege jeugd een speciale belangstelling voor Israel, onze kinderen waren zelfstandig en wij waren nog vitaal, dus de omstandigheden klopten. Via via hoorde ik over Elahs werkvoor Holocaust-overlevenden. Dat sprak me erg aan. Ik heb contact opgenomen en ben geleidelijk in het werk gerold. Simon is voor Aleh gaan werken, wat nu Adi heet.
Wat wist je over Israel?
Ik kom uit het onderwijs. De jaren voor onze komst naar Israel werkte ik als schoolconsulente. Dat is iemand die met een koffertje met materiaal langs scholen gaat en gastlessen geeft. In mijn geval gingen de lessen over jodendom en Israel. Het doel ervan was om op zo vroeg mogelijke leeftijd bij kinderen antisemitische gevoelens te onderkennen. Dan kan je er nog tegen strijden.
Wat heeft je verblijf in Israel je daarbij nog geleerd?
Ik voel me enorm verrijkt door mijn werkzaamheden, heb veel gegeven, maar nog meer ontvangen. Ik werkte met een unieke groep mensen die stuk voor stuk veelbewogen levens hebben geleid, de oorlog hebben doorstaan, naar Israel zijn geemigreerd en meehielpen het land op te bouwen. De pioniersgeneratie. Het voelde als een voorrecht om hun ervaringen te horen en op te tekenen, en zo dicht bij deze mensen te komen. Hun verhalen maken je nederig.
Daarnaast hebben de ouderen me een geweldig voorbeeld gegeven van hoe je oud kunt worden. Met de jaren gaan we allemaal de balans opmaken en moeten we besluiten hoe we het laatste stukje verdergaan. Kiezen we voor ‘bitter' of voor 'better’. De ouderen die ik heb leren kennen, staan ondanks de enorme verliezen die ze leden en de teleurstellingen die ze meemaakten voor het ‘better’. Ze stralen positiviteit uit en omarmen wat ze hebben. Familie, relaties, liefde, dat zijn de belangrijke dingen in het leven. Alle andere ambities zijn van voorbijgaande aard.
Tot slot heb ik ook een andere kijk gekregen op Nederland in en na de oorlog. In Nederland bestaat nog steeds een Soldaat-van-Oranje-gevoel, in de zin van ‘we hebben niet iedereen kunnen redden, maar we hebben ons best gedaan.’ Zo zie ik dat nu niet meer.
Zaten er ook moeilijke kanten aan het werk?
Als je met ouderen werkt, is het logisch dat je met de dood wordt geconfronteerd. Veel mensen zijn in de loop van de tien jaar overleden. Dat stukje rouw is verdrietig, maar ik draag de mensen mee in mijn hart.
Je woonde hier op een vrijwilligersvisum, dat niet is verlengd. Jullie moeten weg.
Het is een gek einde. De autoriteiten geven kennelijk de voorkeur aan vrijwilligers die voor korte tijd naar Israel komen en niet in de samenleving integreren. Dat is moeilijk te begrijpen want er is een tekort aan menskracht en wij kosten de staat geen geld, maar misschien zijn ze bang dat we blijven hangen. Dat was nooit het plan. We hebben intussen kleinkinderen en willen graag actief grootouders zijn. Dankzij de kinderen en kleinkinderen stappen we nu ook niet in een zwart gat, maar hebben we in Nederland iets om naar uit te kijken.