Een principiele vraag die allereerst in elke groep steeds terugkwam, luidde: zijn de verschijnselen die ik ervaar echt gerelateerd aan de Holocaust? Deze vraag herhaalt zich ook in professionele discussies en empirisch onderzoek. Het antwoord dat ik als begeleidster altijd geef, is dat de persoon die de vraag stelt, zelf het beste kan nagaan wat de oorzaak is van de verschijnselen die hem of haar belemmeren. Als ze verband houden met de ervaringen van de ouder in de Holocaust en de bijbehorende gevoelens die zij of hij aan haar of zijn kind overbracht, dan is de vraag daarmee beantwoord.
Naar binnen kijken vereist moed
Praten in groepsverband kan bijdragen aan een beter zelfinzicht, meer zelfacceptatie en algemeen welzijn. Maar laten we voorop stellen dat er veel moed voor nodig is om eerlijk naar binnen te kijken, bewust te worden van mechanismes en persoonlijk verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen mentale en sociale welzijn.
Op één van de bijeenkomsten vroeg ik bijvoorbeeld of de deelnemers het fenomeen 'slachtofferschap' kennen in hun leven. Mensen die zich ‘slachtoffer’ voelen, hebben het idee dat hen onrecht is aangedaan, maar dat ze machteloos zijn, vastzitten en er niets aan kunnen doen. De groepsleden glimlachten herkennend. 'Slachtofferschap' komt nogal eens voor bij tweede generatie en kan het persoonlijk welzijn negatief beïnvloeden. Meer dan eens verschuilen mensen zich achter het feit dat hun onrecht is aangedaan, bijvoorbeeld door ouderschap dat niet goed is afgesteld op de behoeftes van het kind. Omdat je niet boos kunt zijn op een ouder die de Holocaust meemaakte, vervallen sommige kinderen in diep zelfmedelijden.
Sommige deelnemers vertelden dat ze zich in de loop van hun leven bewust werden van dit mechanisme en psychologische hulp zochten. De therapeutische processen die ze doormaakten, hielpen hen om het heft in eigen handen te nemen en het slachtofferschap achter zich te laten. Het open groepsgesprek hierover stimuleerde andere deelnemers en gaf hen de gelegenheid om bij zichzelf het onderwerp onder de loep te nemen.
Een ander onderwerp dat aan de orde kwam, was ‘secundaire traumatisatie’ en schuldgevoelens. Holocaust-overlevenden ervaren vaak een zware, onverwerkte emotionele belasting ten gevolge van de trauma’s die ze ondergingen. Deze onverwerkte gevoelens werden soms op hun kinderen overgedragen, die de trauma’s onbewust absorbeerden, alsof het hun eigen trauma’s waren. Het resultaat is dat sommige tweede generatie-kinderen nachtmerries hebben of zwaar verdriet voelen, zonder dat ze de oorzaak kunnen aanwijzen. Als ze vervolgens tijdens de ontwikkeling van hun 'individuele zelf' afstand nemen van deze complexe emoties van de ouders, veroorzaakt dat vaak schuldgevoelens.
In één van de groepen is open en moedig over eenzaamheid gesproken. Eenzaamheid is niet een makkelijk gespreksthema, en zeker niet in een groep. Enkelen vertelden dat ze zich in feite altijd eenzaam voelen, ook al leiden ze een actief sociaal en positief leven. Anderen hadden het gevoel dat ze als dochters van hun moeder de verantwoordelijkheid kregen om de eenzaamheid van de moeder 'op te lossen'. Dit gesprek liet een zwaar gevoel achter. We begrepen dat gevoelens van eenzaamheid bij het leven horen en dat we niet altijd meteen op zoek moeten om ons blij of saamhorig te voelen.
Angst creeert afhankelijkheid
Een ander belangrijk onderwerp was ‘angsten die het leven bepalen’. Holocaust-overlevenden stonden vaak niet toe dat hun kinderen meegingen op schoolreis of zich bij een jeugdbeweging aansloten, en de kinderen legden zich daar veelal bij neer. Op latere leeftijd gaven ze dezelfde angsten weer door aan hun kinderen, de derde generatie. Omdat zij zich door hun ouders zo verstikt voelden, besloten anderen juist om hun eigen kinderen vrij te laten en slaagden ze erin hen een gevoel van vertrouwen en onafhankelijkheid te geven.
Leven met veel angsten creëert afhankelijkheid. Een (behoorlijk actieve) deelneemster vertelde dat ze 's nachts absoluut niet alleen thuis blijft en niet wil dat haar man meedoet aan activiteiten waar een overnachting bij hoort. Anderen ‘moeten’ elk gegeven moment weten wat hun kinderen (volwassenen met gezin) doen.
Wat de meeste deelnemers tot slot ook gemeenschappelijk hadden, was de dringende behoefte om de ervaringen van de Holocaust door te geven, opdat de gruwelijkheden van de Nazi’s niet worden vergeten. Verschillende deelnemers vertellen de verhalen van hun ouders in bijeenkomsten van ‘Zikaron Basalon’ (verhalen van Holocaust overlevenden in huiskamerbijeenkomsten). Dankzij het groepsgesprek hierover verzamelde één van de deelnemers moed en gaf gehoor aan het verzoek van haar zoon om aan zijn legereenheid haar moeders verhaal te vertellen.
De bijdragen van de bijeenkomsten
Wat gaven de gespreksgroepen? Een van de deelneemsters constateerde tijdens de laatste bijeenkomst, half mei, dat ze precies daar en toen ineens haar krachten voelde. Allemaal zagen we hoe zij haar rug rechtte en kracht uitstraalde.
Verschillende deelnemers constateerden dat ze meer vergevingsgezind zijn geworden naar zichzelf. Ook voelen ze meer compassie voor hun ouders (die er veelal al niet meer zijn). Sommige deelnemers gingen voor het eerst praten met ouders die nog in leven zijn, of met hun eigen kinderen, of met zussen en broers. Anderen gingen op zoek naar familieleden en creëerden een stamboom. Velen versterkten hun verbondenheid met hun familie.
In het algemeen werd erkend dat je ook moeilijke emoties, zwakkere eigenschappen en minder plezierige verschijnselen die je kennelijk niet kunt veranderen, toch kunt ‘omhelzen'. Tevens werd erkend dat het heel belangrijk is om daarnaast de aandacht te vestigen op prestaties en op sterke eigenschappen, talenten en capaciteiten, en ook die te omarmen. Want die laatste krijgen van de tweede generatie gewoonlijk niet (voldoende) aandacht.